donderdag 21 februari 2013

Steekje voor steekje

In 2010 bezocht ik de tentoonstelling "Steekje voor steekje" in MUSEUM HAGEDOORNS PLAATSE in Epe. Ongeveer 80 merk- en stoplappen uit de collectie van het museum, maar ook uit andere musea, van verzamelaars en inwoners van Epe en omgeving werden tentoongesteld.

Hier volgt een beschrijving over merk- en stoplappen zoals die bij de tentoonstelling stond aangegeven.

Merklappen:
In de schoolwetten van 1878-1884 werd het vak Nuttige Handwerken ingevoerd. Uiteraard alleen verplicht voor meisjes, als oefening voor het merken van huis- en lijfgoed. Als verplicht onderdeel van dit vak moesten de meisjes één of meer merklappen maken.
De merklap, was langs de snijranden van een zoom of handwerksteek voorzien. Daarna volgden eenvoudige randjes en een alfabet in opbouwende letterreeks in kruissteek. Dat wil zeggen: eerst de stokletters IHNMJLTFEPBRKD. Dan de schuine letters AVWXYZ, daarna met ronde letters UCGOQS. Als laatste kwamen de cijfers aan de beurt
Pas rond 1900 kwam het handwerkonderwijs goed op gang. Zeker drie generaties meisjes hebben het bekende rode lapje met letters en cijfers moeten maken. De hulp van moeder of juf was vaak hard nodig. Er is enorm veel variatie in opzet en invulling van de werkstukjes.









Behalve de rode schoollapjes waren er ook oudere merklappen te zien, niet alleen met letters maar ook met allerlei motieven.



Merklap 1766.




Merklap 1767.


  

Merklap 1797.




Merklap 1805.




Merklap 1823.




Merklap, maakster 10 jaar oud.




Stoplappen:
Van een meisje werd verwacht dat zij sleets of kapot linnengoed kon repareren. Zij oefende de basisvaardigheid op het maken van een merklap.
Met een jaar of elf begon zij aan haar eerste stoplap. Allereerst werd het doorstoppen van de stof, meestal met een gekleurde draad, geleerd.
Dit doorstoppen als oefening gebeurde in de drie hoofdbindingen, linnen- (1 draad op en 1 draad neer), keper-(1 draad op en 2 draden neer), en satijnbinding (1 draad op en 4 draden neer).Daarna kwam het echte stoppen waarbij als oefening een stuk stof uit een grotere lap werd geknipt. Dit moest onzichtbaar gerepareerd worden.
Wanneer er secuur gewerkt was zag je geen verschil tussen voor- en achterkant van de stof. Om dit aan te tonen werden de lappen vaak aan de achterzijde van initialen voorzien.
In de loop van de 20e eeuw werden de echte stoppen die geoefend werden steeds kleiner. De handwerkjuffen werden minder veeleisend. Een klein gat is tenslotte gemakkelijker te stoppen dan een groot gat.


 





Oudere stoplappen.


Een stoplap uit 1769.





?




Deze merklap is gemaakt door Amarinthia Leclerc (1845-1909) in het N.H. weeshuis te Amsterdam 1860. Over deze merklap zal ik later nog een schrijven.


Geborduurd in nestelgaatjes en kastjessteek met rood zijden garen op fijn kerklinnen.



Behalve de merk- en stoplappen waren er ook pronkrollen (souvenir de ma jeunesse). Een pronkrol bestaat uit een reeks lapjes waarop verschillende handwerktechnieken zijn verwerkt.



Detail pronkrol 1919.





Er hingen ook gedenkdoeken die gemaakt werden voor speciale gelegenheden, zoals deze van een 84 jarige grootmoeder gemaakt voor haar kleinkinderen, 2e helft 19e eeuw.




Gedenkdoek van een 78 jarige moeder ter gelegenheid van het 25 jarig huwelijk van haar dochter, 1848.




Heb jij een oud merk- of stoplapje in je bezit en wil je die graag delen met andere lezers van mijn blog, neem dan CONTACT met mij op. Voeg een duidelijke foto toe en aanvullende informatie over de maakster/lapje is ook welkom.


Annelies, QUILTS & SIGGIES verzamelt school- en stoplapjes. Heb je zoiets in de kast liggen en doe je er niets mee, dan kun je haar er blij mee maken. Haar verzameling tot nu toe, kun je op haar BLOG bekijken.


Simone, ATELIER SOED IDEE, heeft een oud schoollapje uit 1905 gekocht. Zij heeft het patroon uitgewerkt en gratis beschikbaar gesteld, informatie vind je op haar BLOG.

 Foto: Atelier Soed Idee - Simone

dinsdag 19 februari 2013

Over Wolletje Wit en andere schaapjes

Op 14 februari, Valentijnsdag, zat ik met vlinders in mijn buik te wachten op de postbode. Niet omdat er een valentijnskaart bezorgd zou worden, maar er was een boek onderweg. Gelukkig liet de postbode niet lang op zich wachten. Snel de envelop opengemaakt en daar kwam WOLLETJE WIT tevoorschijn. Het was best spannend om het boek zo vele jaren na mijn kindertijd weer terug te zien. Toch voelde Wolletje Wit heel vertrouwd, alsof het helemaal niet weg was geweest en altijd in mijn bezit gebleven. Toen ik de tekst las, klonk dat ook nog heel bekend. Ik ben blij dat Wolletje Wit weer bij mij thuis is.



De hier beneden afgebeelde wolletjes wit en andere uitvoeringen van schaapjes, zoals handpoppen, vingerpopjes, telefoonhoesjes en sleutelhangers worden te koop aangeboden door Blij dat ik brei (Moerkapelle). De schaapjes en lammetjes zijn handgemaakt van echte schapenwol. Ze worden verkocht onder de naam "One flock", dat betekent "één kudde" en verwijst naar de woorden van Jezus in Joh.10 vers 16: "... en het zal worden één kudde, één herder". De opbrengst is voor het vrouwenprogramma van Yvonne Kroon, die met haar gezin woont en werkt bij de Roma's in Floresti (Roemenië). Ik schreef er over in het bericht van de WANTEN EN SOKKEN KERSTBOOM.






De schaapjes zijn te koop via de website maar ook bij de Farmshop in Moerkapelle. Kijk op de website voor alle schaapjes artikelen. 

Je kunt ook altijd een bestelling opgeven, bijvoorbeeld zoals een basisschool in Hilversum deed. Leuk voor Sinterklaas of Kerstmis. Geef zo'n grote bestelling wel tijdig op, want er moet dan flink gehandwerkt worden door de dames.

Informatie: http://www.blijdatikbrei.com/over-blij-dat-ik-brei/ 

Foto's: Blij dat ik brei - Ineke van de Lagemaat

zondag 17 februari 2013

Bremen

Als je in Worpswede bent, moet je natuurlijk ook een bezoek brengen aan Bremen, de oude Hanzestad aan de Weser. We besluiten de auto te laten staan en gebruik te maken van de bus. Lijn 670 brengt ons vanaf Worpswede naar het centraal station van Bremen.


We wandelen richting het stadscentrum. Als we de stadsgracht oversteken zien we de molen am Wall. De molen kan bezichtigd worden en er is een restaurant gevestigd.


Tussen de huizen door zie je een glimp van de Liebfrauenkirche. Rondom staan allerlei kraampjes, o.a. met lebkuchen herzen (peperkoek harten).





Op de Marktplatz staat Haus Schütting, het gebouw van het Bremer Koopmansgilde, de Kamer van Koophandel is er gevestigd.  Midden op het plein staat het reusachtige stenen beeld van Roland, zijn voorganger was van hout. Op hetzelfde plein staan het 600 jaar oude Rathaus en de St.Petri Dom, die beide bezichtigd kunnen worden. Wil je de stad van bovenaf bekijken, dan kun je een van de torens van de Dom beklimmen. Het 600 jaar oude Rathaus en Roland staan sinds 2004 op de UNESCO werelderfgoedlijst.

Links Haus Schütting, rechts het beeld van Roland


Het Rathaus en de St.Petri Dom.




Naast het Rathaus staat het beeld van de wereldberoemde Bremer Stadsmuzikanten uit het sprookje van de Gebroeders Grimm. Het was een drukte van belang bij dit viertal. We zagen dat toeristen zich lieten fotograferen, terwijl ze de voorpoten van de ezel vast hielden. Achteraf las ik dat dat geluk zou brengen.


In Bremen kun je niet om de Bremer Stadsmuzikanten heen.



We wandelen door naar het oudste stadsdeel van Bremen, Schnoor. Hier zijn smalle straatjes met vakwerkhuizen uit de 15e en 16e eeuw. De naam dankt het aan de dicht op elkaar gebouwde huizen, die zich als een parelsnoer aan elkaar rijgen. Schnoor is plat Duits voor snoer. Vroeger woonden hier de vissers, tegenwoordig zijn er veel galerieën, (souvenir)winkeltjes, restaurantjes cafeetjes.






Het is trouwens tijd voor koffie, die drinken we bij café Tölke. 



In het Schnoor leefden vele curieuze figuren, een ervan was Heini Holtenbeen, dit is zijn beeld. Het kan ook zomaar zijn dat je hem in het echt aantreft, want hij wandelt noch dikwijls rond.



Meer verhalen in het BREMER GESCHICHTENHAUS


Als we het Schnoor doorkruist hebben, gaan we verder naar het Paula Modersohn-Becker museum, het bevindt zich in de Böttcherstrasse. Koffiehandelaar Ludwig Roselius kocht de bouwvallige huizen in deze straat op en liet de straat herbouwen in de periode 1922-1931. Het ontwerp is van beeldhouwer Berhard Hoetger in samenwerking met twee architecten. Het is geheel in Art Déco stijl en rode baksteen. Hier is ook het Museum Roselius Haus ondergebracht. Verder zijn er winkels en cafeetjes. Als je geluk hebt hoor je het klokkenspel. Bij de ingang van de Bötcherstrasse hangt dit vergulde reliëf.





Ingang Paula Modersohn-Becker Museum





Roselius Haus, sinds 1928 museum




Ludwig Roselius


Informatie BREMEN